Voorstellingen beëindigd – 2023

Afbeeldingen :

De marionetten:

Hier komen de marionetten met een beetje uitleg..

De schrijver van het Reynaertepos is ene Willem. 

Over hem weten we enkel met zekerheid dat hij ons in de Reynaerttekst zelf vertelt: dat hij ook het (verloren) verhaal van Madocke schreef. Deze Willem mag gerust worden omschreven als een literair genie. In een tijdperk dat de chevalerie en hoofse idealen nog in het vaandel voert, introduceert Willem een antiheld, de vos Reynaerde. Eèn voor èèn ontmaskert Reynaert de hovelingen, tot zij, gedreven door lust en begeerte, hun ware gelaat tonen. De schrijver is een humorist van de bovenste plank. Aan de hand van enkele levendige passages zet hij de hovelingen letterlijk met de billen bloot. Niets ontgaat hem en geen enkele taboe wordt geschuwd. Meineed, sadisme, overspel, homoseksualiteit, het verbreken van het celibaat en zelfs majesteitsschennis passeren de revue. Iedereen moet het ontgelden. Reynaert spaart zelfs zijn eigen familie niet. Wanneer hij voor koning Nobel het (verzonnen) complot  tegen de koning uit de doeken doet, meldt Reynaert dat zijn bloedeigen vader aan het verraad deelnam. Die laatste zal zich later ophangen dat in de middeleeuwen een van de grootste doodzondes was.

Willem schrijft Van den vos Reynaerde rond het midden van de 13de eeuw in het toenmalig graafschap Vlaanderen. Daar ontwikkelt zich dan een nieuwe maatschappelijke klasse: de burgerij. Die kan de schalkse streken van Reynaert en zijn rebellie tegen de gevestigde waarden wel smaken. Het hof van koning Nobel is dan ook behoorlijk onhoofs, niet wat maar in de buurt komt van het ridderideaal. De leeuw laat zich omringen door schijnheiligen, die enkel oppervlakkig het pad van het decorum bewandelen. En laat nu net Reynaert het beest van de ‘kromme wegen’ zijn. De middeleeuwse vos is een pienter beestje, een kritische stem die geen blad voor de mond neemt. 

Roman de Renart.

Vanaf de 12e tot de 14de eeuw komen er in een brede stroom gedichten in de volkstaal, voor het merendeel werk van “clercken” uit Noord-Frankrijk, en samengevat onder de verzamelnaam van Roman de Renart. Als satirische, parodiërende tegenhanger van het heldenepos of de ridderroman waren ze geruime tijd een geliefde lectuur. Speciaal van betekenis voor het karakter als epos, is dat alle dieren er als bepaalde individuen verschijnen; ze zijn elkaars verwanten en dragen wisselende of (althans Reinaert, Bruun en Isegrim) vaste eigennamen. Van een aantal staat de etymologische betekenis in geen verband met het verhaal; de belangrijkste Reinaert, Hermelinen, Isegrim, Hersint, Grimbert, Tibert zijn alledaagse en Germaanse, mannen- en vrouwennamen, die min of meer toevallig aan de dieren zijn gegeven. Bruun is van oudsher de bijnaam van de (bruine) beer, Belijn wordt afgeleid van bel(le) belhamel, Nobel (edel), Cortois (hoffelijk), Cantecleer (de helder kraaiende).

Het Middelnederlandse Reynaertverhaal is in hoofdzaak gebaseerd op een Frans verhaal: Le Plaid, letterlijk vertaald ‘het pleidooi’. Dit verhaal verscheen rond 1160 en was het eerste deel van een grotere verzameling vossenverhalen: Le Roman de Renart . De Vlaamse Reynaert volgt tot halverwege de plot van Le Plaid vrij getrouw om dan met Reynaerts tweede biecht een eigen weg in te slaan.

Als zelfstandige vertakking van deze Roman de Renart, en wel een die meer dan welke Franse ‘branche’ (versie) ook een afgerond geheel uitmaakt en zich zelf de naam van epos verdient, verschijnt dan in de eerste bloeiperiode van onze Nederlandse letteren het gedicht Van den vos Reinaerde. Van dat gedicht stamt ook de beroemde vertegenwoordigers van het genre Goethe’s Reineke Fuchs, waarvan de inhoud ontleend is aan de Middelnederduitse Reinke Vos. De Franse vossenverhalen zijn bijzonder populair nog voor 1250 zijn er 28 verschillende versies gekend. Toch steekt Van den vos Reynaerde er met kop en schouder boven uit. Nergens is de vos zo geslepen, zo anti-establishment en grofgebekt.

Invloed van vreemde literaturen moet in ieder geval in het spel zijn geweest en was ook door Grimm niet geheel ontkend. In West Europa kan de leeuw niet de koning van de dieren zijn geworden; hier schemert de voorstelling van een Oosters sprookje door. In sommige landen, bv in Indië, drongen zeer vroeg de mondeling overgeleverde diersprookjes in de geschreven letterkunde door. Ze werden tot fabels omgevormd door een aan toegevoegde zedeles. 

Het origineel verhaal:

Het verhaal begint met een hofdag aan het kasteel van de koning. Het viel de koning Nobel op dat niet iedereen er was. Want de vos Reynaerde was er niet. Alle andere dieren klaagden over Reynaerde. Om de beurt gingen een paar dieren heb proberen te halen. Als eerste ging Bruun de beer de vos halen. Alleen één probleempje, Reynaerde kon hem mooi verleiden. Hij zei dat er een boomstam was met honing erin. Zo dat Bruun met zijn hoofd vast zou komen in het gat in de boom. Als hij terug komt schrikt iedereen en legt Bruun het uit aan de koning. Als tweede gaat Tibeert de kat. Het lijkt allemaal volgens plan te gaan, tot dat Reynaerde hem verleid en verteld dat er in de schuur muizen zijn. Maar natuurlijk wist Reynaerde al dat er in de schuur een strop is. Op dat moment loopt Tibeert de schuur in, hij komt vast in de strop. Hij kan hier ook maar net aan ontkomen door in de edelen delen te bijten van de pastoor. Daarna gaat de oom van Reynaert hem proberen te halen. Blijkbaar lukt het hem wel en onderweg biecht Reynaert alles op over wat hij gedaan heeft. Eenmaal bij de koning aangekomen vertelde Reynaert over een schat om aan de galg te kunnen ontkomen. Er zou een complot zijn. Reynaert noemde een paar verraders op, zij werden meteen gevangen genomen. Samen met de koning gaat Reynaert naar de schat, maar eerst wil hij nog naar Rome om een boete te doen. Cuvaert de haas en Belijn de ram gaan met hem mee. Maar toen de haas bij de vos aan kwam at de vos de haas helemaal op. De vos gaf de ram een zak met de kop van de haas erin. Hij zei dat er een brief voor de koning in zat. De ram bracht toen de zak naar de koning, maar toen ze erachter kwamen wat er werkelijk aan de hand was was Reynaert de vos alweer gevlucht.

Reynaert gedrukt en verboden .

Met de komst van het gedrukte boek evolueert de populariteit van het Reynaertepos in ijltempo. Een bewerking van Reynaert II door Heinric van Alemaer uit 1475 zal dienen als basistekst voor de eerste boekpublicatie van het Nederlandse vossenverhaal (ca 1490). Rond 1560 is die al uitgegeven in het Nederlands, Frans; latijn, Nederduits, Hoogduits, Engels en zelf Deens. De meeste drukken worden voorzien van illustraties die de historie kracht bijzetten. Maar het succes van de gedrukte exemplaren heeft ook een keerzijde. Het vossenverhaal wordt ingedeeld, ingekort, verknipt en bewerkt. Zo voorziet Van Alemaer zijn versie van moraliserende commentaren om de lezer te waarschuwen voor de gevolgen van de vossenstreken. De pittigste passages worden systematisch weggelaten en het imago van Reynaert als rebelse antiheld wordt drastisch beknot. In de Nederlanden bepalen de Plantijnafdrukken uit 1564 en 1566 de standaard voor de volgende eeuw. Mooi verzorgd met een renaissancistische vormgeving en nieuwe houtsneden is de uitgave van 1566 overduidelijk geen boek van Jan en Alleman. Integendeel de synoptische vertaling en moraliserende aantekeningen situeren deze variant in een elitair schoolmilieu. Leerlingen van Antwerpse scholen krijgen deze literatuur voorgeschoteld en worden geacht uit het verhaal belangrijke levenslessen over deugd en ondeugd distilleren. Reynaert wordt een didactisch rolmodel van hoe het niet moet.

De grootste vossenjagers, van Streuvels tot Boon.

We schrijven 1907 Stijn Streuvels (1871-1969) publiceert zijn eerste Reynaertbewerking: de volgende jaren zullen nog drie edities volgen. Streuvels fascinatie voor de vos is gegrond. Hij ziet het als zijn persoonlijke missie dit erfstuk “waarover we fier mogen zijn’ toegankelijk te maken voor een groot pubiek. Het Reynaertepos wordt herschreven voor de vluchtige lezer, maar dan zo trouw mogelijk aan de oorspronkelijke tekst. Reynaert wordt ook ontdaan van zijn meest negatieve eigenschappen. Wat rest is een schalkse schelm, een eigenzinnige deugniet, een stugge en gekwiekste volksheld.

Stijn Streuvels is niet de eerste grote Vlaamse auteur die zch door de vos laat inspireren. Guido Gezelle schrijft al in 1860 voor het zondagsblad Reynaert de vos en citeert in andere geschriften veelvuldig uit het middeleeuws epos. Ook Felix Timmermans incorporeert de vossestreken in zijn literair oeuvre, zij het op een geheel, andere wijze dan Stijn Streuvels. In Timmermans’ adaptatie is niet de vos Reynaert, maar Boudewijn de ezel (tevens de titel) de centrale figuur. 

Timmermans ontdoet het middeleeuws epos van zijn stijve, middeleeuws keurslijf en creëert een scherpzinnige, maar vooral humoristische herwerking. “Boudewijn” moet gelezen worden als een satirische aanklacht tegen de Franse bourgeoisie, in een tijd waarin de naweeën van de Eerste Wereldoorlog de publieke opinie beroeren.

Ondanks hun scherpte verbleken de maatschappijkritische opinies van Timmermans en Streuvels tegenover de ongegeneerde accusaties ui Wapenbroeders van Louis Paul Boon. Genadeloos sabelt Boon alle politieke en royale toestanden van NOBELgië neer en levert hij zware kritiek op de opkomst van het communisme net na de Tweede Wereldoorlog. Boon zal zich identificeren met Isegrin de wolf, de tragische antagonist van Reynaert die constant onderspit moet delven. De inleiding van Wapenbroeders zet de toon voor zijn vosseneditie:

Waar in kasteelheren katholiek waren – gelijk zij  nog steeds katholiek zijn, of iets anders, of iets tegenovergesteld maar toch nog altijd hetzelfde – en zijn van hun rood-kruisvaarten terugkeerden, gedoopt zijne ter heilige mis togen en ten onzekere gingen – gelijk zij nu  nog steeds ten onzekere gaan, of tot Marx of Hitler of tot de kloten van de hond – maar ongestraft de hofstedekens konden afbranden. (Broederschap 1955)

Niemand wordt gespaard door Boons scherpe pen, kerk en staat worden door deze wolf opgepeuzeld en uitgespuwd. Nooit was de vis zo anti-establishment.

(Bronnen – Een kleine geschiedenis van het middeleeuwse dierenepos – Niels Schalley, Van de vos Reinaerde – D.C. Tinbergen, De Avonturen van Ysingrijn en Reinaert – P. De Keyser – Van den Vos Reynaerde ontsluierd, J. De Wilde)

Het verhaal volgens Kallemoeie.