Het Oostends is een boeiend en rijk dialect dat voor een buitenstaander niet altijd gemakkelijk verstaanbaar is. (Ingwaeoons – Noordzeegermaans (Google is your friend voor meer uitleg))
Als een Oostendenaar spreekt is hij/zij gemakkelijk te herkennen door het gebruik van de “ai”-klank (uitgesproken zoals in het Franse Maître, père en ook Delhaize). “a blaike n.. méd a blaikblow klaid stoeg mé zen aine bain in de zai en mé zen anderain in a seule woater” (seule = emmer) of nog : “a haile taile gaitevlais“.
Hieronder worden (sommige) woorden en uitdrukkingen die in het stuk gebruikt worden uitgelegd.
- WOORDEN
- Tjèmenes : uitgesproken als “Djaimenis” :Exclamatie met de klemtoon op de eerste lettergreep: hemeltje, wat is me dat,
- pêrdoge : spiegelei
- slapkapote : pyjama
- strange : strand
- strangepolisje : badcontroleur; In de belle epoque moest men betalen om op het strand te komen en in de zee te zwemmen. Betalen deed men bij de badcontroleur (in de volksmond ook wel strandpolitie genoemd).
- zaikajuten : rubberen strandschoenen
- ollegatscheirder : spotnaam voor een ietwat verwijfde haarkapper
- blagoimaker : opschepper
- absint : pastis achtig drankje. Als men er teveel van dronk zou men gaan hallucineren en gek worden. Ook ‘groene fee’ genoemd.
- voyageur : vertegenwoordiger
- Bal du Rat Mort : liefdadigheidsbal in Oostende mede opgericht door James Ensor in 1898 na een nachtelijk feestje in de ‘Rat Mort’ in Parijs.
- ellestekedoenker : pikdonker
- katteie : golfbreker (maar ook de dijkglooiing)
- Gerre : gek
- Ertefretten : op een onaangename manier zagen en klagen
- Het Beleg van Oostende : neen, niet de préparé van Maseure, maar de belegering van de stad door de Spanjaarden tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1601-1604). Michel de Ghelderode heeft hierover een (slecht) toneelstuk gemaakt voor James Ensor.
- zwien : het kotelettenfabriekje, maar ook wel een ‘grote kabeljauw’
- Schotse schulle : schartong – veelal als droogvis gegeten
- poester : café-(Bressac-)cognac; (koffie met een kwêkoane)
- kwêkoane : borrel, druppel (a quick one)
- Gloorja : grog; mengsel van rum, cognac of jenever met heet water en suiker.
- Toote : gezicht
- bollewienkel : BH
- bollewienkelwienkel : lingeriewinkel
- poosje (vis) : portie
- smoren : (tabak) roken
- kaketuute : lintmuts. deel uitmakend van de traditionele Oostendse klederdracht voor vrouwen begin jaren 1900
- angine poitrine, torticollis en variezen : hartkramp, scheve nek en spataders
- tochtoend : tochthond, tochtrol
- palto : warme jas
- iesbietendekoed : ijskoud
- vroed : boos
- faun: Een mythologisch wezen en wordt vaak afgebeeld met een panfluit.
- stuuten mé smoet en koantjes : boterhammen met reuzel en kaantjes
- Totje : droogvis – gedroogde wijting
- Cierk : oude vismijn van Oostende (1877-1934) ter hoogte van het station (ongeveer waar nu de Amandine staat)
- Taptje = suppositoir : zetpil
- UITDRUKKINGEN
- Je kan der gin oend a slag geven : zodanig rommelig dat je er bijna niet in kan bewegen
- tlig aal kop over kloten : het ligt er zeer rommelig
- ‘t plafong van de koer witten : de luiaard uithangen, niets doen
- Der is meir snot in je neuze dan geld in je beuze : je bent niet rijk
- je zie de stroent uut de diek woajn : het is heel hard aan het waaien
- ‘t goa mollejoeng braken : het zal hard gaan regenen
- ‘t Is stakelambled vandage : de zee is vandaag zeer rustig, rimpelloos
- jé vele fèten en dgisten : hij is een opschepper en heeft veel manieren
- Katsje mien katsje joen (were) : poets wederom poets
- Moest ze kop tussen de bènen van een aap hangen, zoen de menschen zeggen dat bèsje ziek is : hij ziet er niet goed uit
- Biena is verre van China : met ‘bijna’ ben je niets
- Kerremesse in dhelle : het regent terwijl de zon schijnt
- met de bolle begraven worden : niet-kerkelijk (vrijzinnig) begraven worden (omdat er een bol op de lijkwagen zat ipv een kruis)
- ozze eur kleppe opentrekt, zie je hail eur voerienge : ze spreekt (zingt) verschrikkelijk luid.
- slokkende korses : hoge koorts
- je kwam ter plukke van : hij werd er gek van